“Vóór ons staat de verschrikkelijke vraag naar het kwaad, en men wéét dat niet eens, laat staan dat men een antwoord heeft”, verzuchtte de psycholoog C.G. Jung in zijn memoires in 1961. Het heeft even geduurd, maar anno 2017 krijgt het aandacht … In het begin van dit jaar reikte “Het kwade denken” van filosofe Bettine Stangneth tot in de top tien van meest verkochte boeken en onlangs verscheen “Heilige strijd: het verlangen naar veiligheid en het einde van het kwaad” van terrorisme-expert Beatrice de Graaf.
Ondanks de westerse vrede en voorspoed is er ongerustheid over de toekomst. De opwarming van de aarde, de milieuvervuiling, de bankencrisis en vooral ook het Jihadisme, rechtsextremisme en de opkomst van cynische populisten zoals Erdohan en Trump doen ons beseffen dat we allerminst in een ideale wereld leven en dat het lijntje tussen vrede en chaos niet heel breed is. Het maakt ons ook radeloos: want waarom gaat het nou eigenlijk fout en wat kunnen wij daar zelf aan doen; dat is voor mij de vraag naar het kwaad.
Ik ben altijd al gefascineerd door dit probleem en in mijn jonge jaren heb ik daar ooit een gedicht over geschreven. Hoewel het past in het doemdenken van de jaren ’80, vind ik het gedicht nu wel erg zwaar op de hand. Zo erg is het allemaal ook weer niet – zou ik nu tegen mijn jongere zelf willen zeggen, en ook: je eigent je het teveel toe. Het gedicht illustreert wel mooi de radeloosheid tegenover het kwaad die ook spreekt uit de boeken van Stangneth en De Graaf.
Misschien moeten we nog eens bij de oude C.G. Jung te rade gaan.
“In onze tijd wordt de […] wereld werkelijk geconfronteerd met het principe van het kwaad: openlijke onrechtvaardigheid, tirannie, leugens, slavernij en gewetensdwang […] Het kwaad is een beslissende werkelijkheid geworden. Het kan niet langer uit de wereld worden geholpen door het een andere naam te geven. We moeten leren ermee om te gaan, want het wil meeleven.” 1