Nietzsche en Jung

Stone in the shape of a penis that has been unearthed at a Bronze Age site in Rollsbo near Gothenburg in western Sweden.

Friedrich Nietzsche en Carl Gustav Jung leefden beiden een tijdlang in Bazel, worstelden met lastige visioenen en gedachten en hebben beiden een nogal controversiële reputatie. Er is nog heel veel meer over hen te zeggen maar het interessantste vind ik dat er vanuit feministisch oogpunt een opvallende gelijkenis is in hun ideeën

Carl Gustav Jung was een leerling van Freud die brak met de klassieke psychoanalyse en zijn eigen analytische psychologie stichtte. Zijn belangrijkste idee is de invloed van het collectieve onbewuste op de individuele persoonlijkheid. Evenals Freud is Jung van mening dat de mens allerminst heer en meester is in ‘eigen huis’, maar dat zijn geestelijk leven voor een groot deel wordt bepaald door onbewuste constellaties, die hij archetypen noemt. Zijn persoonlijkheidstheorie met o.a. het onderscheid tussen introvert en extravert wordt nog steeds gebruikt binnen de psychologie. Zijn ideeën over de archetypen – de inhouden van het collectieve onbewuste – zijn meer omstreden. Er wordt hem verweten dat hij een mysticus was omdat hij zich intensief bezig hield met religieuze ervaringen en symbolen en daarin soms lastig te volgen is 1.

In Bazel leest Jung als student rond 1896 voor het eerst Zarathoestra. Dat maakt diepe indruk op hem. Van 1936 tot 1939 bestudeert hij samen met een studiegroep opnieuw de Zarathoestra. De seminars worden nauwkeurig genotuleerd en pas later gepubliceerd. Het geheel beslaat twee dikke delen die door Paul van Tongeren en Gaila Pander in de ISVW-week direct werden af geserveerd als irrelevant voor het begrijpen van Zarathoestra. Ik denk daar anders over.

Jung is er al vanaf de eerste keer dat hij Zarathoestra leest van overtuigd dat Zarathoestra morbide is.2 Jung behandelt in de seminars de beelden en visioenen uit Zarathoestra als de wanen en dromen van een patiënt. Hij ergert zich gedurende de wekelijkse seminars steeds meer aan Nietzsche die volgens hem niet op de juiste manier omgaat met deze beelden. Jung heeft zelf in zijn leven een vergelijkbare “uitbarsting” van beelden en visioenen meegemaakt en daarop zijn eigen psychologie en zijn psychologische methode gebaseerd. Volgens Jung zijn de beelden in Zarathoestra archetypische inhouden uit het collectieve onbewuste die compensaties zijn van een te beperkt bewustzijn. Als ze niet afdoende begrepen en geïntegreerd worden in het persoonlijke bewustzijn en leven, wordt iemand gek. En dat is ook precies wat er volgens Jung met Nietzsche gebeurd is.

Maar zoals je je vooral kunt ergeren aan iemand die op een bepaalde manier aan je verwant is, zo lijkt Jung wellicht meer op Nietzsche dan hij zou willen. Ik denk dat de feministisch invalshoek van Irigary – zie de vorige blog – een gemeenschappelijk blinde vlek blootlegt.

Irigary stelt dat de westerse filosofie en cultuurgeschiedenis start met Plato die afstand neemt van de grot. Voor Plato is de grot een plek waar de mens geketend in onwetendheid kijkt naar een schimmenspel op de muur. De grot is voor Irigaray juist een beeld van de baarmoeder en van de vrouwelijke oorsprong van de wereld. Deze krijgt geen positieve plaats in de filosofische traditie, maar wordt vervangen door een verticale wereld die zich afkeert van de aardse werkelijkheid van de grot. Volgens Irigaray ontstaat hier het paradigma van het patriarchale denken. Deze patriarchale filosofie is in essentie verticaal omdat er een verdringing is ontstaan van de oorsprong (ie. de baarmoeder) ten gunste van een transcendente werkelijkheid: de ideeënwereld. 3 Dit fallocentrische denken is zozeer doorgedrongen in onze taal en cultuur dat het volgens Irigary onmogelijk is voor vrouwen om zich als vrouw te articuleren.4 Alles wat anders is, met name het vrouwelijke/moederlijke, wordt gereduceerd tot de masculiene logica van wat Irigaray het Ene en Hetzelfde noemt.

Er is een fascinerende droom van Jung die het gevaar van het fallocentrische heel plastisch uitbeeldt. Jung beschrijft in Herinneringen, dromen gedachten 5de droom als volgt:

“In mijn droom ... [kwam ik] in een schemerig licht [in] een ongeveer tien meter lange rechthoekige ruimte. Het vertrek had een stenen gewelf, en ook de vloer was bedekt met tegels. In het midden liep een rode loper van de ingang tot aan een laag podium. Daarop stond een heel kostbare gouden troon. ... Deze troon was prachtig, zoals in een sprookje, het was een echte koningstroon! En daar stond nu wat op. Het was een reusachtig gewrocht, dat bijna tot aan de zoldering reikte. Eerst dacht ik dat het een hoge boomstam was. De doorsnede was ongeveer vijftig tot zestig centimeter, de hoogte vier tot vijf meter. Maar er was iets merkwaardigs mee: het ding bestond uit huid en vlees; aan de bovenkant zat een soort kegelvormig hoofd, zonder gezicht en zonder haar. Alleen helemaal bovenin de schedel zat één enkel oog, dat onafgebroken naar boven staarde.

Het was tamelijk licht in deze ruimte, hoewel je geen verlichting of vensters kon ontdekken. Boven het hoofd hing echter een zekere lichtglans. Het ding bewoog zich niet, maar toch had ik het gevoel alsof het elk ogenblik slangachtig van de troon kon komen om naar me toe te kruipen. Ik stond verlamd van schrik. Op dat moment hoorde ik plotseling boven me mijn moeders stem, het leek alsof het geluid van buiten kwam. Ze riep: ‘Ja, kijk maar eens goed naar hem. Dat is de menseneter!’”

“Ik werd doodsbang en schrok wakker, klam van angst. Na die nacht was ik nog lang bang om te gaan slapen, want ik vreesde nog eens zo te dromen. Deze droom heeft me jarenlang beziggehouden. Pas veel later ontdekte ik dat het merkwaardige gewrocht een fallus was"

Jung heeft deze droom als hij een jaar of vier is. Hij brengt zelf de fallus in verband met Jezus en jezuïeten, maar ik denk dat een duiding in de lijn van Irigaray veel meer voor de hand ligt. Net als Nietzsche groeide Jung op in een tijd dat vrouwen nog helemaal niets te vertellen hadden. Jung was natuurlijk net als Nietzsche een ongelooflijk psychologisch precisie-instrument en hij pikt via zijn moeder feilloos het hanige, zelfingenomen en paternalistische op van de mannetjes uit die tijd. De moeder van Jung, die wel meer profetische inzichten in huis had, waarschuwt hem voor de schaduwzijde van het fallische en masculiene: de menseneter. Hetgeen maar al te zeer bewaarheid werd in de bloedige revoluties en wereldoorlogen van de twintigste eeuw.

Even los van de (on)mogelijkheid van dit soort profetische dromen, past het beeld perfect in Irigarays these van het “verticale denken vanuit masculien perspectief”. Mij intrigeert nu de vraag wat het betekent om Jung’s psychologie net als Nietzsche’s filosofie als een “geseksueerd mannelijk vertoog” te lezen.

Wellicht in een volgende blog.

Zarathoestra lezen (IV)

Een van de gastdocenten in de Nietzsche-week was Gaila Pander6, zij werkte jarenlang aan een proefschrift over Nietzsche’s Zarathoestra7 en stelt dat Also sprach Zarathustra gelezen moet worden als een ‘geseksueerd vertoog’.

Geseksueerd is een term van de feministische filosoof Luce Irigaray. Zij is een van de leiders van een feministische stroming in de filosofie die er vanuit gaat dat de Westerse cultuur gedomineerd is geweest door mannen en dat daardoor de eigenheid van vrouwen werd onderdrukt. Veel cultuuruitingen zoals de filosofie zijn volgens Irigaray c.s. zwaar vertekend door een eenzijdig masculien perspectief.

Pander volgt dit feministische uitgangspunt en ziet Zarathoestra als een Bildungsroman, waarbij de mannelijke hoofdpersoon een ontwikkelingsgang doormaakt die uitkomt bij “de hernieuwde heiliging van het mysterie van het leven.” Zij baseert zich vooral op het ja- en amen-lied aan het einde van deel drie, waarin Zarathoestra tot zeven keer toe herhaalt:

"Nooit heb ik de vrouw gevonden van wie ik kinderen wilde, behalve deze vrouw, die ik liefheb: want eeuwigheid, ik heb u lief."

Volgens Pander is de vrouw in deze tekst niet een figuurlijke verwijzing naar ‘die Ewigkeit’, maar moeten we haar letterlijk nemen. Het huwelijk is heilig en kinderen zijn de ‘eeuwige’ vernieuwing van het leven. Het is een ja-zeggen van de man tegen vrouw, huwelijk en kind.

Het lijkt misschien vergezocht, maar deze interpretatie wordt verrassend consistent ondersteund door andere hoofdstukken in Zarathoestra, bijvoorbeeld in ‘Kind und Ehe’

"Huwelijk: zo noem ik de wil om getweeën het ene te scheppen dat meer is dan degenen die het schiepen. [...] pijl en verlangen naar de Übermensch: zeg mij, broeder, is dat uw wil tot het huwelijk? Heilig noem ik zo'n wil en zo'n huwelijk."

Pander schrikt er niet voor terug om termen als ‘pijl’ en ‘verlangen’ expliciet seksueel te duiden. De kerngedachte die volgens haar Also sprach Zarathustra domineert is de gestage ontwikkeling van egocentrische onlust en zelfzuchtig genot naar gezonde levenslust en de bereidheid om liefde te geven. 8

Het huwelijk is het feest der feesten dat de overwinning viert op het dualisme, “het dualisme in de vele gestalten die het kan aannemen: licht en duister, hoogte en diepte, man en vrouw, geest en lichaam. Het viert met andere woorden de eenheid en de eeuwigheid van alle leven” 9

Dat Zarathoestra en Nietzsche na het ja- en amen-lied niet meer verder komen is in dit licht logisch. Het masculiene vertoog van Zarathoestra stuit op zijn grens omdat het een antwoord van het vrouwelijke vertoog nodig heeft. Iets plastischer uitgedrukt: het mannetjesdier Zarathoestra heeft zich met zijn paringslied bloot gegeven, maar moet nu wachten op het antwoord van het vrouwtje. Daarbij is hij afhankelijk van “onbeheersbare feminiene krachten” die bepalen of de geboorte van het kind hem het voortbestaan van het leven zullen schenken of dat zijn lied ‘een mislukte worp’ zal blijken te zijn10

Je kunt hier van alles van vinden, maar het interessante aan deze feministische uitleg is dat Zarathoestra dan volgens mij – in tegenstelling tot wat Van Tongeren beweert – wel degelijk een vrij heldere en eenduidige boodschap heeft. Die boodschap is specifiek gericht op mannen en kan grofweg als volgt worden samengevat:

‘Beste heren, jullie hebben je de laatste 2500 jaar bezig gehouden met het (apollinische) rationaliseren van de chaotische meerdimensionale werkelijkheid. Het wordt tijd dat jullie ja gaan zeggen tegen het lichamelijke en aardse, en jullie je open gaan stellen voor het vrouwelijke.”

Ik denk dat Nietzsche moeite zou hebben gehad met het letterlijk nemen van het verlangen naar huwelijk, vrouw en kind. Hij heeft daar in zijn eigen leven in ieder geval geen gevolg aan gegeven. Maar het fascinerende van deze feministische uitleg vind ik dat het duidelijker wordt waar Nietzsche mee worstelde, namelijk met de beperkingen van 2500 jaar masculien denken. En dat hij dat onmogelijk helemaal alleen kon verhapstukken. (Zie vorige blog)