Feminisme thuis

Sinds ik over feminisme schrijf word ik thuis ongenadig geplaagd over de ongelijke verdeling van huishoudelijke taken. Terecht of onterecht? Oordeelt u zelf. Een kleine impressie van ‘the war on wash’.

Volgens de European Gender Equality Index besteedt maar 44% van de Nederlandse mannen anno 2023 elke dag tijd aan huishoudelijk werk. Dit steekt nogal af tegen de 69% van de Nederlandse vrouwen. Ook in ons feministische huishouden is de verdeling van het werk ongelijk en in het nadeel van vrouwlief. De schade blijft beperkt omdat wij geen kinderen hebben en wij ons de luxe van schoonmakers kunnen veroorloven. Desalniettemin is het een terugkerend punt van discussie.

Om te beginnen hebben we een verschil van mening over het belang van huishoudelijk werk. Mijn bescheiden mening is dat dit tot een absoluut minimum beperkt moet worden. Alle tijd die je besteedt aan opruimen, schoonmaken of afwassen is verloren tijd: tijd die je niet aan andere, en veel leukere dingen kunt besteden. Mijn zeer geliefde huisgenoot denkt daar heel anders over. Voor haar staat gezelligheid voorop. Een aanrecht waar ‘s middags nog ontbijtbordjes staan is niet gezellig. Een tafel met rondslingerende papieren idem dito. Een balkon met uitgebloeide planten: niet gezellig. Chips of nootjes direct uit de verpakking eten? U raadt het al. Die moeten eerst in een mooi bakje en dat is dan altijd een bakje dat niet in de afwasmachine mag, omdat het bijzonder aardewerk is.

Daarmee komen we bij het tweede belangrijke verschil van mening: onze kijk op instrumenten en techniek. Voor mij zijn potten, pannen, glazen, bestek en ook kleding en meubels gebruiksvoorwerpen die je gebruikt tot ze vervangen moeten worden. Dat ze slijten hoort erbij, maar het belangrijkste is dat ze doen waarvoor ze zijn ontworpen. Zij ziet dit anders. Veel van de potten, pannen, glazen enzovoort hebben esthetische en zelfs emotionele waarde. Ze zijn afkomstig van die-en-die tante of schoonouder of (over)grootmoeder. Het belangrijkste is dat ze bewaard blijven. Gebruik en functionaliteit zijn secundair. Dit verschil van inzicht wreekt zich vooral met de inzet van een van de meest geniale en emancipatoire uitvindingen van de twintigste eeuw: de afwasmachine. Iedere IT-er weet dat je elke taak die je meer dan twee keer doet, moet automatiseren. En een afwasmachine doet precies dat: het elimineren van een repetitieve taak. Briljant. Een oud-collega van mij zei altijd: luiheid is een uitstekende eigenschap, en daar ben ik het qua huishoudelijk werk helemaal mee eens. Als je iets door een machine kan laten doen, dan moet je dat zeker niet laten. Voor mijn eega is dat heel anders. Er is een hele reeks aan huishoudelijk gereedschap dat bijzondere zorg nodig heeft. Glaswerk1, aardewerk, houten lepels en zelfs (tot mijn absoluut onbegrip en afgrijzen) bepaalde pannen. Het is mij een doorn in het oog dat er nog steeds pannen in huis komen die niet in de afwasmachine mogen. Volstrekt onnodig. Als ik voor mij zelf kook of voor vrienden (zonder aanwezigheid van huisgenoot F.) vermijd ik vanzelfsprekend het gebruik van dit soort gereedschap.

De derde bron van onenigheid is het verschil in vuiltolerantie. Als je in een huis met meerdere mensen woont, zoals een studentenhuis, wordt dit verschil binnen de kortste keren duidelijk. Degene met de laagste vuiltolerantie slaat het eerst aan het schoonmaken en opruimen, of erger nog: probeert de huisgenoten aan het werk te zetten. In een vorige relatie was ik degene met de laagste vuiltolerantie. Ik kreeg er het eerst last van als de stofvlokken onder de bank uit zweefden, als het douchegordijn zwart begon te worden van de schimmelsporen, of als het fornuis begon te glanzen van het vet. In deze relatie is mijn partner de klos. Zij heeft er bijvoorbeeld last van als er zand van het strand in de huiskamer ligt, terwijl ik denk: maandag komen de schoonmakers. Natuurlijk probeer ik wel rekening te houden met haar lagere vuiltolerantie. Ik zorg dat de ontbijtbordjes ‘s avonds van het aanrecht zijn voor zij thuiskomt, en ik probeer het fornuis schoon te vegen als ik heb gekookt (lang leve de inductieplaat), maar vaak ontsnapt er het een en ander aan m’n aandacht en heeft zij het al gedaan voor ik er erg in heb.

Tot slot de was. Lees en huiver.

Ik heb ruim dertig jaar zelf de was gedaan. Met succes, volgens mij. De witte lakens bleven min of meer wit, ik stonk niet – voor zover ik weet, en zelden of nooit kwam een kledingstuk zo klein uit de was dat het niet meer paste. Toch oordeelde mijn geliefde al vroeg in onze relatie dat ik incapabel ben tot het bedienen van een wasmachine. Een of twee ongelukjes waren voldoende om mij voor altijd te verbannen uit het washok. Na mijn aanvankelijke blijdschap hierover, heb ik geprobeerd haar wasregels aan te leren. Edoch, die zijn zo gecompliceerd dat het voor mij als eenvoudige IT-er/filosoof onmogelijk is te doorgronden, laat staan te onthouden. Zelfs het ophangen van de was kent regels die mij ver boven de pet gaan. Mijn taken beperken zich er nu toe dat ik af en toe een was doe die zij heeft klaargezet, of dat ik mijn eigen spullen ophang en opruim.

Het resultaat van dit alles is dat de verdeling van huishoudelijk ook in ons feministisch huishouden ongelijk is. Is het onrechtvaardig? Tja …

Feminisme (2)

Het belangrijkste inzicht voor mij uit de feministisch filosofische week is dat de traditionele filosofische aanpak een valkuil kan zijn. De feministische filosofie laat zien dat het anders moet, en dat het ook anders kan.

We zijn vanuit onze Westers filosofische traditie gewend om naar waarheid te zoeken. Het liefst objectieve Waarheid met een hoofdletter W, zoals Plato dat voor ogen stond. Het succes van de natuurwetenschap bewijst dat objectivering – in de zin van het afstand nemen van persoonlijke perspectieven en overtuigingen – heel succesvol kan zijn. Het gevaar is dat we denken dat objectivering ons immuun maakt voor vergissingen. Dat ging eigenlijk al mis bij de Grieken die het hadden over “De mens” maar eigenlijk alleen met en over de gegoede Atheense mannen spraken. De positie van vrouwen en slaven was geen punt van discussie en iedereen buiten de Griekse stadstaat was een barbaar. De filosofische traditie van abstract en objectiverend spreken culmineerde in Hegel die serieus dacht dat hij in een klein Duits provinciestadje de vinger had gelegd op de Wereldgeest: een grandioze veronachtzaming van hele bevolkingsgroepen en werelddelen.

Een groot verschil met de houding van een zwarte vrouw die dertig jaar na Hegel werd geboren. Ze wist met haar dochter te ontsnappen aan de slavernij, en hield in 1851 bij de Ohio Women’s Rights Convention de beroemd geworden toespraak: “Ain’t I a woman?” De naam die ze aannam was Sojourner Truth.

Look at me! Look at my arm! I have ploughed and planted, and gathered into barns, and no man could head me! And ain't I a woman? I could work as much and eat as much as a man - when I could get it - and bear the lash as well! And ain't I a woman? I have borne thirteen children, and seen most all sold off to slavery, and when I cried out with my mother's grief, none but Jesus heard me! And ain't I a woman?2

Dit verhaal heeft overigens nog een beschamend Nederlands randje. De moedertaal van Sojourner was Nederlands omdat ze slaaf was bij een Nederlandse slavenhouder.

Sojourner Truth was het begin van zwarte perspectief in het feminisme, het begin van het besef dat racisme het leven van zwarte vrouwen nog veel zwaarder maakt: een fenomeen dat later door de Amerikaanse burgerrechtenactivist en filosofe Kimberlé Crenshaw als intersectionaliteit werd gedoopt.

Sojourner’s toespraak was ook het begin van een bepaalde aanpak die in de vrouwenstudies later gebruikelijk werd als Standpoint theory. Sojourner sprak vanuit haar eigen positie en ervaring, en zelfs vanuit haar lichamelijkheid. Geen abstracte Wereldgeest zoals bij Hegel, maar een verhaal vanuit een persoonlijk perspectief. Standpoint theory kwam op in de jaren ’70 en ’80 en is onder andere bekend geworden door Sandra Harding.3 Het bekritiseerde de wetenschappelijke neutraliteit. Ook de ‘objectieve’ wetenschap was jarenlang blind geweest voor de ervaringen van vrouwen en zwarten en had totaal geen oog gehad voor seksisme, racisme en imperialisme. Pas toen vrouwen als Sojourner dit vanuit hun eigen ervaring aankaartten werd het langzamerhand onderwerp van onderzoek.

Harding noemt de pretentie van objectiviteit van wetenschappelijk onderzoek ‘weak objectivity’. Wetenschap wordt net als alle andere menselijke activiteiten mede bepaald door maatschappelijke waarden en belangen. De pretentie van objectiviteit onttrekt die belangen aan het zicht en zorgt voor onderzoek met een te nauwe focus. Het reproduceert alleen de inzichten die de bestaande belangen dienen. Feministen zoals Harding stellen in plaats daarvan de aanpak van ‘strong objectivity’ voor. In deze aanpak neemt de onderzoeker nadrukkelijk zelf een positie in, in plaats van te claimen absoluut onafhankelijk en neutraal te zijn. Daarmee zorg je dat alle stemmen gehoord kunnen worden. Ondanks de expliciete betrokkenheid wordt er wel recht gedaan aan wetenschappelijke standaarden van argumentatie, methodische helderheid en controleerbaarheid van bewijs. Het staat vanzelfsprekend open voor kritiek en tegenargumenten. In post-koloniale – en vrouwenstudies is de aanpak van standpoint theory inmiddels algemeen geaccepteerd. Ook de feministische filosofie kiest vaak voor deze aanpak, door nadrukkelijk te schrijven vanuit de ervaringen en het perspectief van een bepaalde groep vrouwen. Maar strong objectivity wordt nog weinig toegepast binnen de filosofie.

In een geestig en beroemd essay uit 1988 bekritiseerde Donna Haraway4 de traditionele wetenschapsfilosofie als een ‘view from nowhere’. Het pretendeert zicht te hebben op alles vanuit een onzichtbaar subject. Deze kritiek is ook toepasbaar op filosofen zoals Hegel, die claims doen over de wereld, de werkelijkheid en het zijn vanuit een onuitgesproken perspectief. Haraway noemt het “the god trick”, en filosofen zijn er heel goed in.

Je kan het de witte heren misschien niet kwalijk nemen dat ze in hun tijd geen oog hadden voor seksisme en racisme, maar je kan wel vraagtekens zetten bij de universalistische pretenties die ze hadden. Hoe heerlijk het denken ook is (ik ben zelf ook een enorm liefhebber van wijsgerige vergezichten), feministen zoals Sojourner Truth maken duidelijk dat onze blik akelig beperkt is. Een denktraditie van meerdere beschavingen slaagt erin om in ieder geval meer dan 50% van de mensheid meer dan 2400 jaar fundamenteel buiten beschouwing te laten. Dat noopt tot enige bescheidenheid: wat hebben wij als rijke witte westerse mannen nog meer gemist?

De methodiek van strong objectivity vind ik een aspect van de feministische filosofie dat veel breder toepassing verdient. Het streven is nog steeds waarheid en zelfs objectiviteit, maar wel in het besef dat ons menselijk zicht principieel beperkt is. Het lijkt misschien verwarrend, maar het biedt ruimte als iedereen duidelijk is over waar hij/zij/hen vandaan komt en wat zijn/haar/hun standpunt is. In ieder geval geen ‘view from nowhere’ meer en geen ‘god tricks’.

Feminisme (1)

Onlangs kwam hoogleraar Daphne Stam in het nieuws omdat zij ontslag had genomen bij de TU Delft uit frustratie over het machogedrag van de mannen om haar heen. Het bevestigde wat ik deze zomer hoorde op de cursus feministische filosofie: de strijd van het feminisme is nog steeds nodig. En er valt nog veel te leren van feministische denkers zoals bell hooks, Kate Manne en Audre Lorde (foto).

Om met het begin te beginnen: bell hooks definieert feminisme als volgt:

een beweging die een einde moet maken aan seksisme, seksistische uitbuiting en onderdrukking. 5 

Is er dan nog steeds seksisme? Ja. Is er nog steeds seksistische uitbuiting? Ja. Is er nog steeds seksistische onderdrukking? Ja.

De ervaringen van Daphne Stam bij de TU Delft zijn beslist geen uitzondering. Uit de medewerkersmonitor van de TU Delft kwam naar voren dat bijna een kwart van de medewerkers te maken heeft gehad met ongewenste persoonlijke bejegening door collega’s, leidinggevenden of anderen, en het waren vooral vrouwen die daar last van hadden. Vijf mensen die door de Volkskrant werden geïnterviewd (onder wie ook mannen) vertelden dat het voor vrouwen niet eenvoudig is om tegen het ‘old boys network/de machocultuur’ op te boksen. ‘Iemand die zich uitspreekt wordt zelf als probleem ervaren.’ Een mannelijke collega van een andere universiteit zegt: “Dit is helaas systemisch in de academische wereld, niet alleen in de planeetwetenschap en astronomie”

Volgens Kate Manne kun je dit soort sterke reacties op vrouwen alleen verklaren uit vrouwenhaat (misogynie). Manne – een hedendaagse Amerikaanse filosofe – stelt dat misogynie een correctiemechanisme is. 6 Het treedt op als vrouwen hun traditionele rol overschrijden door te ambitieus te zijn of te uitgesproken of te confronterend. Ze krijgen te maken met buitensporige woede, verontwaardiging en vijandigheid. Het is bedoeld om vrouwen terug te drukken in een ondergeschikte, dienende en faciliterende rol.

Hoewel er formeel juridische gelijkheid is tussen mannen en vrouwen is er nog steeds een onuitgesproken rolverdeling, waarbij mannen zich van alles kunnen permitteren en de rolverwachting voor vrouwen is dat zij liefdevol, gevend en faciliterend zijn. Dit is volgens Manne typisch voor het patriarchaat. Vrouwen worden ondergeschikt gepositioneerd ten opzichte van mannen. Misogynie is volgens Manne geen psychologische eigenschap van bepaalde mannen, maar een ‘wetshandhavende’ tak van het patriarchaat. Het dwingt de op gender gebaseerde rolverwachtingen af. Zowel mannen als vrouwen kunnen zich schuldig maken aan misogynie.

Als witte man had ik nooit zelf misogynie ondervonden, tot de week over feministische filosofie, nota bene in het gebouw van de Internationale School voor Wijsbegeerte (ISVW) zelf. Het was zaterdagavond en we waren daar toevallig als enige groep nog aanwezig en stonden ‘s avonds aan de bar nog wat na te praten. Buiten zat een groepje mannen van buiten de ISVW die daar wat dronken. Er zijn in het weekeinde wel meer mensen die niet een cursus volgen maar daar iets komen eten of drinken. Deze groep mannen staarde echter naar ons, maakte grapjes, lachte en staarde steeds weer opnieuw naar ons. Een van ons maakte een opmerking hierover en we beseften dat we onafhankelijk van elkaar allemaal het staren en de vijandigheid hadden gemerkt. Ook ik. Er was niks opmerkelijks aan ons. De vrouwen in ons groepje zagen er niet militant feministisch uit in tuinbroeken of gemillimeterd haar. Alleen dat de mannen wisten 7dat we ons bezig hielden met feminisme was kennelijk voldoende om hun vijandigheid op te roepen. ‘Down girl’ heet het boek van Kate Manne heel passend.

Dit voorval is klein bier vergeleken met dat waar vrouwen mee te maken krijgen, zeker als ze ook nog eens lesbisch of zwart zijn.

Een onthutsend beeld van de haat en de vijandigheid tegen lesbiennes anno nu geeft de Australische comedienne Hannah Gadsby. In de ontroerende show Nanette wordt, door de grappen heen, langzaam duidelijk wat voor verschrikkelijke dingen Gadsby heeft meegemaakt en hoe boos ze is.

De woede deelt ze met Audre Lorde (1934-1992), een zwarte lesbische feministe die opgroeide in het Amerika van de jaren ’40. Lorde was een van de eersten die het fenomeen van intersectionaliteit aan de orde stelde: discriminatie en onderdrukking over meerdere assen, o.a. sekse en ras. Lorde verwoordt op een prachtige manier de enorme woede die ze haar hele leven met zich heeft meedragen.

Iedere zwarte vrouw in Amerika leeft haar leven ergens op een langgerekte curve van oude en onuitgesproken woedes. Mijn zwartevrouwenwoede is een smeltplas in mijn kern, mijn felst bewaakte geheim. Ik weet hoeveel van mijn leven als krachtige, voelende vrouw is doorschoten met dit garen van razernij. Het is een elektrische draad die is meegeweven in elk emotioneel wandtapijt waar ik de kernzaken van mijn leven op zet; een kokendhete bron die elk moment tot uitbarsting kan komen om uit mijn bewustzijn tevoorschijn te spuiten als vuur op het landschap. Hoe ik die woede met precisie moet trainen in plaats van haar te ontkennen is een van de hoofdtaken van mijn leven geweest. (Sister Outsider, 1984)

Hoe terecht deze woede ook is, er wordt van vrouwen niet verwacht dat zij die uiten. Soraya Chemaly laat in Rage becomes her (2019) 8 zien dat er voor het uiten van woede nog steeds andere regels gelden voor vrouwen dan voor mannen. Er wordt meisjes geleerd dat het egoïstisch is om hun woede te uiten en dat ze zich er ongeliefd en lelijk mee maken. Een man die openlijk zijn boosheid uit, kan er op rekenen om serieus te worden genomen en wordt zelfs als krachtig en assertief gezien. Een vrouw die haar boosheid uit wordt ‘irrationeel’ of ‘hysterisch’ of ‘agressief’ genoemd. Er wordt niet meer naar haar geluisterd, maar ze kan wel rekenen op vijandigheid en zelfs woede. Zo ontstaat de paradoxale situatie dat zelfs het uiten van woede over vrouwenongelijkheid weer woede oproept. Misogynie als catch 22.

Verschillen tussen mannen en vrouwen

Volgens Luce Irigaray zijn de filosofie en geschiedenis gedomineerd door mannen. Daarmee is het typisch vrouwelijke onderdrukt of in ieder geval niet tot uitdrukking gekomen. Haar expliciete aanname daarbij is dat er een verschil is tussen mannen en vrouwen: de seksuele differentie. Maar wat is dan dat verschil?

Voor zover ik heb kunnen nagaan heeft Irigaray zich niet specifiek bezig zich gehouden met C.G. Jung en je zou niet verwachten dat de ideeën van Jung genade zouden kunnen vinden in de ogen van Irigaray (zie vorig blog), maar er is vanuit de persoonlijkheidsleer van Jung verrassende steun voor haar ideeën.

Het bekendste element uit de persoonlijkheidsleer van Jung is het onderscheid in extravert en introvert. Extraverte mensen halen hun energie liever uit de buitenwereld en richten hun aandacht graag op mensen en dingen buiten zichzelf. Introverte mensen richten zich liever op de innerlijke wereld van hun gedachten, gevoelens en reflecties. 9 Ietsje minder bekend is dat Jung persoonlijkheden indeelt aan de hand van wat hij bewustzijnsfuncties noemt. Hij onderscheidt er vier: denken, voelen, intuïtie en gewaarwording. Dit onderscheid is in de wetenschappelijke psychologie omstreden, maar wel heel interessant aan deze indeling is dat er al sinds 1943 een operationalisatie is in de vorm van de Meyers-Briggs Type Indicator (MBTI). Deze wordt nog steeds veel gebruikt. Onder meer ook in varianten daarvan zoals de Insights samenwerkingsprofielen. Het uitgangspunt is dat iedereen een voorkeursmanier heeft om dingen op een bepaalde manier aan te pakken, zoals je rechts- of linkshandig kan zijn.

Iemand met een voorkeur voor denken baseert zijn beslissingen vooral op logica, terwijl iemand met een voorkeur voor voelen zich meer richt op het effect op andere mensen. Volgens Jung zijn dit elkaar uitsluitende tegenstellingen, dus je baseert je vooral op het denken òf je baseert je op je gevoel. Een van de twee is dominant.

Hetzelfde geldt voor gewaarwording (sensing) en intuïtie. Een voorkeur voor gewaarwording betekent dat je liever via je vijf zintuigen vertrouwt op informatie die realistisch, concreet, praktisch is. Een intuïtief iemand gaat daarentegen liever uit van verbanden, mogelijkheden en ideeën over wat zou kunnen zijn.

Jung heeft in 1921 in Psychologische typen de verschillende types beschreven en het opvallende voor ons nu is dat hij vrij stellige uitspraken doet over de verschillen tussen mannen en vrouwen. Zo zegt hij bijvoorbeeld bij het extraverte gevoelstype

"Aangezien het gevoel onmiskenbaar een meer opvallende eigenaardigheid is van de vrouwelijke psyche dan het denken, treft men dan ook de meest uitgesproken gevoelstypen aan bij het vrouwelijk geslacht."10

En bij de introverte gevoelstypes

"Het primaat van het introverte voelen heb ik hoofdzakelijk bij vrouwen aangetroffen".11

Samengevat zegt Jung eigenlijk dat vrouwen vooral op hun gevoel afgaan en mannen vooral vertrouwen op hun denken. Dit komt ook enigszins overeen met het common sense idee.

Het interessante van de Meyer-Briggs Type Indicator is dat je deze beweringen kunt verifiëren. De MBTI wordt sinds zijn ontstaan in 1943 veel afgenomen, onlangs nog in 2018 bij een grote steekproef van 16.773 mensen in meerdere landen. Onderstaande tabel toont de voorkeurstype verdeling van mannen en vrouwen in een aantal landen. 12

Mannen (Denken <> Voelen)Vrouwen (Denken <>Voelen)
NL Distributie (n=506) 62,5% <> 37,5%36,1% <> 63,9%
US Distributie (n=3578)67,6% <> 32,4%38,3% <> 61,7%
Frankrijk distributie (n=472)60,5% <> 39,5%24,8% <> 75,2%
Duitsland distributie (n=440)57,8% <> 42,2%30,1% <> 69,9%
Brazilië distributie (n=839)82,6% <> 17,4%68,4% <> 31,6%
Mexico distributie (n=395)83,4% <> 16,6%70,7% <> 29,3%
China distributie (n=521)66,5% <> 33,5%74,3% <> 25,7%
MBTI distributie van gevoels- en denktypes onder mannen en vrouwen in verschillende landen in 2018

In de eerste rij zie je Nederlandse distributie. De steekproef is gehouden onder 506 mensen (n=506). Bij de Nederlandse mannen zie je een meerderheid van denkende types van 62,5% t.o.v. meer voelende types (37,5%). Bij de Nederlandse vrouwen in de steekproef is er een omgekeerde verhouding: bij 63,9% van de vrouwen is het gevoelstype dominant, t.o.v. het denktype (36,1%). Dit komt grofweg overeen met de tendens in Amerika en andere Europese landen. Bijvoorbeeld in de Verenigde Staten zijn bij 61,7 van de vrouwen de gevoelstypes dominant, en bij 67,6% van de mannen de denktypes. Op het eerste gezicht lijkt dit de hypothese van Jung te steunen: bij de vrouwen is het gevoelstype dominanter dan het denktype, maar … Er is een fors verschil met niet-westerse landen. In Brazilië, China en Mexico zijn bij de mannen èn de vrouwen de denktypes veruit in de meerderheid: meer dan 70%.

En er is nog iets interessants aan de hand: de verhouding is niet gelijkmatig. Er zijn gegevens beschikbaar uit een Nederlands onderzoek uit de periode 2004-2008. 13. In dit onderzoek zit een grote groep die de MBTI questionnaire heeft ingevuld via het zogenaamde OPP-assessment systeem. Dit is een versie van de MBTI die werd gebruikt voor management development, coaching, counselling en teambuilding. In deze sample zaten 13.430 mensen.

Mannen (Denken <-> Voelen)Vrouwen (Denken <-> Voelen)
NL Assessment (n=13.430)78,4% <> 21,6%55,4% <> 44,6%
MBTI OPP-Assessment sample NL in 2008 (n=13.430)

In deze tabel zie je dat bij mannen de denktypes nog sterker de overhand hebben met 78,4%, maar bij vrouwen is er in deze sample nu ook een meerderheid van denktypes van 55,4%. De groep die de OPP-assessment deed, had een hoger beroepsniveau (veel management niveau) met een veel hoger opleidingsniveau dan gemiddeld.

Ik denk dat je uit deze onderzoeksresultaten in ieder geval de volgende conclusies kunt trekken:

  1. Er zijn verschillen tussen mannen en vrouwen in voelen en denken, maar deze verschillen wijzen niet op een universele dominantie van het gevoelstype bij vrouwen.
  2. De verschillen tussen mannen en vrouwen qua voelen en denken zijn niet homogeen. Het patroon varieert, afhankelijk van de geografie en het beroepsniveau.
  3. Er is wèl een universele dominantie van het denktype, t.o.v. het voorkomen van het gevoelstype, ca. 60%, t.o.v. 40%.

Wat de ideeën van Jung over vrouwen betreft, is, denk ik, de conclusie dat ze niet kloppen. Uit bovenstaande onderzoeken blijkt geen universele tendens dat vrouwen zich meer laten leiden door het voelen. Voor het omgekeerde lijkt wel steun: mannen laten zich wel meer leiden door het denken dan door het gevoel.

Het interessante hieraan is dat het de ideeën van Irigaray lijkt te ondersteunen.

Er blijken verschillen te zijn tussen mannen en vrouwen – een seksuele differentie, maar deze verschillen zeggen meer over mannen dan over vrouwen. Er lijkt met de universele meerderheid van het denktype een dominant cultureel perspectief te zijn dat vooral gedragen wordt door mannen. Het goede nieuws is dat het aangeleerd lijkt te zijn en dat vrouwen hebben laten zien dat het patroon doorbroken kan worden. Nu de mannen nog.

Nietzsche en Jung

Stone in the shape of a penis that has been unearthed at a Bronze Age site in Rollsbo near Gothenburg in western Sweden.

Friedrich Nietzsche en Carl Gustav Jung leefden beiden een tijdlang in Bazel, worstelden met lastige visioenen en gedachten en hebben beiden een nogal controversiële reputatie. Er is nog heel veel meer over hen te zeggen maar het interessantste vind ik dat er vanuit feministisch oogpunt een opvallende gelijkenis is in hun ideeën

Carl Gustav Jung was een leerling van Freud die brak met de klassieke psychoanalyse en zijn eigen analytische psychologie stichtte. Zijn belangrijkste idee is de invloed van het collectieve onbewuste op de individuele persoonlijkheid. Evenals Freud is Jung van mening dat de mens allerminst heer en meester is in ‘eigen huis’, maar dat zijn geestelijk leven voor een groot deel wordt bepaald door onbewuste constellaties, die hij archetypen noemt. Zijn persoonlijkheidstheorie met o.a. het onderscheid tussen introvert en extravert wordt nog steeds gebruikt binnen de psychologie. Zijn ideeën over de archetypen – de inhouden van het collectieve onbewuste – zijn meer omstreden. Er wordt hem verweten dat hij een mysticus was omdat hij zich intensief bezig hield met religieuze ervaringen en symbolen en daarin soms lastig te volgen is 14.

In Bazel leest Jung als student rond 1896 voor het eerst Zarathoestra. Dat maakt diepe indruk op hem. Van 1936 tot 1939 bestudeert hij samen met een studiegroep opnieuw de Zarathoestra. De seminars worden nauwkeurig genotuleerd en pas later gepubliceerd. Het geheel beslaat twee dikke delen die door Paul van Tongeren en Gaila Pander in de ISVW-week direct werden af geserveerd als irrelevant voor het begrijpen van Zarathoestra. Ik denk daar anders over.

Jung is er al vanaf de eerste keer dat hij Zarathoestra leest van overtuigd dat Zarathoestra morbide is.15 Jung behandelt in de seminars de beelden en visioenen uit Zarathoestra als de wanen en dromen van een patiënt. Hij ergert zich gedurende de wekelijkse seminars steeds meer aan Nietzsche die volgens hem niet op de juiste manier omgaat met deze beelden. Jung heeft zelf in zijn leven een vergelijkbare “uitbarsting” van beelden en visioenen meegemaakt en daarop zijn eigen psychologie en zijn psychologische methode gebaseerd. Volgens Jung zijn de beelden in Zarathoestra archetypische inhouden uit het collectieve onbewuste die compensaties zijn van een te beperkt bewustzijn. Als ze niet afdoende begrepen en geïntegreerd worden in het persoonlijke bewustzijn en leven, wordt iemand gek. En dat is ook precies wat er volgens Jung met Nietzsche gebeurd is.

Maar zoals je je vooral kunt ergeren aan iemand die op een bepaalde manier aan je verwant is, zo lijkt Jung wellicht meer op Nietzsche dan hij zou willen. Ik denk dat de feministisch invalshoek van Irigary – zie de vorige blog – een gemeenschappelijk blinde vlek blootlegt.

Irigary stelt dat de westerse filosofie en cultuurgeschiedenis start met Plato die afstand neemt van de grot. Voor Plato is de grot een plek waar de mens geketend in onwetendheid kijkt naar een schimmenspel op de muur. De grot is voor Irigaray juist een beeld van de baarmoeder en van de vrouwelijke oorsprong van de wereld. Deze krijgt geen positieve plaats in de filosofische traditie, maar wordt vervangen door een verticale wereld die zich afkeert van de aardse werkelijkheid van de grot. Volgens Irigaray ontstaat hier het paradigma van het patriarchale denken. Deze patriarchale filosofie is in essentie verticaal omdat er een verdringing is ontstaan van de oorsprong (ie. de baarmoeder) ten gunste van een transcendente werkelijkheid: de ideeënwereld. 16 Dit fallocentrische denken is zozeer doorgedrongen in onze taal en cultuur dat het volgens Irigary onmogelijk is voor vrouwen om zich als vrouw te articuleren.17 Alles wat anders is, met name het vrouwelijke/moederlijke, wordt gereduceerd tot de masculiene logica van wat Irigaray het Ene en Hetzelfde noemt.

Er is een fascinerende droom van Jung die het gevaar van het fallocentrische heel plastisch uitbeeldt. Jung beschrijft in Herinneringen, dromen gedachten 18de droom als volgt:

“In mijn droom ... [kwam ik] in een schemerig licht [in] een ongeveer tien meter lange rechthoekige ruimte. Het vertrek had een stenen gewelf, en ook de vloer was bedekt met tegels. In het midden liep een rode loper van de ingang tot aan een laag podium. Daarop stond een heel kostbare gouden troon. ... Deze troon was prachtig, zoals in een sprookje, het was een echte koningstroon! En daar stond nu wat op. Het was een reusachtig gewrocht, dat bijna tot aan de zoldering reikte. Eerst dacht ik dat het een hoge boomstam was. De doorsnede was ongeveer vijftig tot zestig centimeter, de hoogte vier tot vijf meter. Maar er was iets merkwaardigs mee: het ding bestond uit huid en vlees; aan de bovenkant zat een soort kegelvormig hoofd, zonder gezicht en zonder haar. Alleen helemaal bovenin de schedel zat één enkel oog, dat onafgebroken naar boven staarde.

Het was tamelijk licht in deze ruimte, hoewel je geen verlichting of vensters kon ontdekken. Boven het hoofd hing echter een zekere lichtglans. Het ding bewoog zich niet, maar toch had ik het gevoel alsof het elk ogenblik slangachtig van de troon kon komen om naar me toe te kruipen. Ik stond verlamd van schrik. Op dat moment hoorde ik plotseling boven me mijn moeders stem, het leek alsof het geluid van buiten kwam. Ze riep: ‘Ja, kijk maar eens goed naar hem. Dat is de menseneter!’”

“Ik werd doodsbang en schrok wakker, klam van angst. Na die nacht was ik nog lang bang om te gaan slapen, want ik vreesde nog eens zo te dromen. Deze droom heeft me jarenlang beziggehouden. Pas veel later ontdekte ik dat het merkwaardige gewrocht een fallus was"

Jung heeft deze droom als hij een jaar of vier is. Hij brengt zelf de fallus in verband met Jezus en jezuïeten, maar ik denk dat een duiding in de lijn van Irigaray veel meer voor de hand ligt. Net als Nietzsche groeide Jung op in een tijd dat vrouwen nog helemaal niets te vertellen hadden. Jung was natuurlijk net als Nietzsche een ongelooflijk psychologisch precisie-instrument en hij pikt via zijn moeder feilloos het hanige, zelfingenomen en paternalistische op van de mannetjes uit die tijd. De moeder van Jung, die wel meer profetische inzichten in huis had, waarschuwt hem voor de schaduwzijde van het fallische en masculiene: de menseneter. Hetgeen maar al te zeer bewaarheid werd in de bloedige revoluties en wereldoorlogen van de twintigste eeuw.

Even los van de (on)mogelijkheid van dit soort profetische dromen, past het beeld perfect in Irigarays these van het “verticale denken vanuit masculien perspectief”. Mij intrigeert nu de vraag wat het betekent om Jung’s psychologie net als Nietzsche’s filosofie als een “geseksueerd mannelijk vertoog” te lezen.

Wellicht in een volgende blog.

Zarathoestra lezen (IV)

Een van de gastdocenten in de Nietzsche-week was Gaila Pander19, zij werkte jarenlang aan een proefschrift over Nietzsche’s Zarathoestra20 en stelt dat Also sprach Zarathustra gelezen moet worden als een ‘geseksueerd vertoog’.

Geseksueerd is een term van de feministische filosoof Luce Irigaray. Zij is een van de leiders van een feministische stroming in de filosofie die er vanuit gaat dat de Westerse cultuur gedomineerd is geweest door mannen en dat daardoor de eigenheid van vrouwen werd onderdrukt. Veel cultuuruitingen zoals de filosofie zijn volgens Irigaray c.s. zwaar vertekend door een eenzijdig masculien perspectief.

Pander volgt dit feministische uitgangspunt en ziet Zarathoestra als een Bildungsroman, waarbij de mannelijke hoofdpersoon een ontwikkelingsgang doormaakt die uitkomt bij “de hernieuwde heiliging van het mysterie van het leven.” Zij baseert zich vooral op het ja- en amen-lied aan het einde van deel drie, waarin Zarathoestra tot zeven keer toe herhaalt:

"Nooit heb ik de vrouw gevonden van wie ik kinderen wilde, behalve deze vrouw, die ik liefheb: want eeuwigheid, ik heb u lief."

Volgens Pander is de vrouw in deze tekst niet een figuurlijke verwijzing naar ‘die Ewigkeit’, maar moeten we haar letterlijk nemen. Het huwelijk is heilig en kinderen zijn de ‘eeuwige’ vernieuwing van het leven. Het is een ja-zeggen van de man tegen vrouw, huwelijk en kind.

Het lijkt misschien vergezocht, maar deze interpretatie wordt verrassend consistent ondersteund door andere hoofdstukken in Zarathoestra, bijvoorbeeld in ‘Kind und Ehe’

"Huwelijk: zo noem ik de wil om getweeën het ene te scheppen dat meer is dan degenen die het schiepen. [...] pijl en verlangen naar de Übermensch: zeg mij, broeder, is dat uw wil tot het huwelijk? Heilig noem ik zo'n wil en zo'n huwelijk."

Pander schrikt er niet voor terug om termen als ‘pijl’ en ‘verlangen’ expliciet seksueel te duiden. De kerngedachte die volgens haar Also sprach Zarathustra domineert is de gestage ontwikkeling van egocentrische onlust en zelfzuchtig genot naar gezonde levenslust en de bereidheid om liefde te geven. 21

Het huwelijk is het feest der feesten dat de overwinning viert op het dualisme, “het dualisme in de vele gestalten die het kan aannemen: licht en duister, hoogte en diepte, man en vrouw, geest en lichaam. Het viert met andere woorden de eenheid en de eeuwigheid van alle leven” 22

Dat Zarathoestra en Nietzsche na het ja- en amen-lied niet meer verder komen is in dit licht logisch. Het masculiene vertoog van Zarathoestra stuit op zijn grens omdat het een antwoord van het vrouwelijke vertoog nodig heeft. Iets plastischer uitgedrukt: het mannetjesdier Zarathoestra heeft zich met zijn paringslied bloot gegeven, maar moet nu wachten op het antwoord van het vrouwtje. Daarbij is hij afhankelijk van “onbeheersbare feminiene krachten” die bepalen of de geboorte van het kind hem het voortbestaan van het leven zullen schenken of dat zijn lied ‘een mislukte worp’ zal blijken te zijn23

Je kunt hier van alles van vinden, maar het interessante aan deze feministische uitleg is dat Zarathoestra dan volgens mij – in tegenstelling tot wat Van Tongeren beweert – wel degelijk een vrij heldere en eenduidige boodschap heeft. Die boodschap is specifiek gericht op mannen en kan grofweg als volgt worden samengevat:

‘Beste heren, jullie hebben je de laatste 2500 jaar bezig gehouden met het (apollinische) rationaliseren van de chaotische meerdimensionale werkelijkheid. Het wordt tijd dat jullie ja gaan zeggen tegen het lichamelijke en aardse, en jullie je open gaan stellen voor het vrouwelijke.”

Ik denk dat Nietzsche moeite zou hebben gehad met het letterlijk nemen van het verlangen naar huwelijk, vrouw en kind. Hij heeft daar in zijn eigen leven in ieder geval geen gevolg aan gegeven. Maar het fascinerende van deze feministische uitleg vind ik dat het duidelijker wordt waar Nietzsche mee worstelde, namelijk met de beperkingen van 2500 jaar masculien denken. En dat hij dat onmogelijk helemaal alleen kon verhapstukken. (Zie vorige blog)