“Regulering van internet is onvermijdelijk.” Dat was de meest opvallende uitspraak van Mark Zuckerberg in zijn getuigenis in het Huis van Afgevaardigden over het lekken van data door Facebook. Hoe dat moest, zei hij niet. Geen wonder …
Regulering is niet bepaald in het belang van de grote internetbedrijven zoals Facebook en Google. Het is wel heel erg nodig en in theorie is het ook vrij eenvoudig. Het vergt alleen een behoorlijke cultuuromslag. Vooral van ons – de internetgebruikers. Eerst even een kleine terugblik:
Internet is groot geworden in de jaren ’90. Het was toen een vrijplaats van hobbyisten en idealisten. Het met elkaar delen van kennis, informatie en software was gemeengoed en werd bovendien verheven tot nieuwe ideologie. “Het nieuwe hebben is delen”. Er was zelfs sprake van een nieuwe economie waarbij een balans tussen inkomsten en uitgaven niet meer belangrijk was. De eigenaren van internetbedrijven die enorme verliezen maakten, werden rijk met aandelenuitgifte. De beurscrash van 2000 maakte een einde aan de gekte en de naïviteit rondom internet, maar er werden niet of nauwelijks maatregelen getroffen om verdere misstanden te voorkomen. Een paar jaar later kon Facebook ongestoord een imperium bouwen. Google, Microsoft en Apple slaagden daar ook in dankzij dezelfde mix van naïviteit, onverschilligheid en hebberigheid die ook de oorzaak was van de internetbubbel in 2000.
Wat is het nu het probleem met de monopoliepositie van deze internetbedrijven?
Het eerste en eigenlijk voor iedereen duidelijke probleem is dat deze bedrijven te groot zijn geworden. Hun financiële omzet is groter dan het bruto nationale product van menig land. Ze trekken door hun internationale activiteiten en enorme financiële middelen de traditionele machtsverdelingen uit balans. Deze bedrijven zijn zo groot dat ze bij het betalen van belasting staten tegen elkaar kunnen uitspelen en zich fiscaal bijvoorbeeld vestigen in landen die genoegen nemen met een fooitje. Deze bedrijven kunnen zich ook hele legers aan lobbyisten en advocaten veroorloven, die alle mazen in de wet weten te vinden en nationale regeringen onder enorme druk kunnen zetten.
Een van de weinige voorbeelden van succesvolle optredens tegen de grote Tech-bedrijven komt op naam van de EU en onze eigen Neelie Smit-Kroes. Microsoft werd gedwongen de koppelverkoop van het besturingssysteem Windows en de browser Internet Explorer los te laten. Het voorbeeld laat ook zien wat de remedie is: opknippen die boel! Het laat ook zien wat daar voor nodig is: internationale samenwerking.
Het tweede probleem met de grote internetbedrijven is hun monopolie op informatie. Ik vermoed dat Zuckerberg met zijn reguleringsuitspraak vooral dit aspect bedoelde. De gebruikers van Facebook slaan in hun profiel enorme hoeveelheden persoonlijke gegevens op. Niet alleen de eenvoudig persoonsgegevens zoals naam, adres, leeftijd, geslacht, maar ook hun gezinssamenstelling, voorkeuren, bezigheden, hun relaties, persoonlijke foto’s, filmpjes enz. Door al die gegevens te combineren en daar slimme algoritmes op los te laten kan Facebook heel gericht advertenties aanbieden, maar ook gedrag voorspellen, bijvoorbeeld het stemgedrag bij de verkiezingen. Bovendien gaat het ook nog eens om meer dan een miljard personen, het combineren van al die gegevens leidt tot duizelingwekkende mogelijkheden. Geen wonder dat Cambridge Analytica de gegevens van Facebook kon gebruiken bij het beïnvloeden van het stemgedrag van de Amerikanen. Het probleem van internetbedrijven zoals Facebook is niet zozeer dat ze al die informatie hebben. Het probleem is dat er niet duidelijk is vastgelegd wat ze wel en niet met die informatie kunnen doen en misschien nog belangrijker: hoe wij dat kunnen controleren. In feite hebben ze een ongecontroleerd monopolie op bepaalde informatie. Dit geldt voor Facebook maar in nog sterkere mate voor Google. Ook zij hebben de persoonlijke gegevens van honderden miljoenen mensen. Niet alleen de persoonlijke mailaccounts, maar ook de locatiegegevens (waar iemand op welk moment was), de zoekgegevens (waar iemand op heeft gezocht) en vaak ook nog de foto’s (Google Photo Album) en de bestanden (Dropbox).
Ook hiervan is het enige lichtpuntje in regulering afkomstig van de EU met de nieuwe privacy wetgeving: de Algemene Verordening Gegevensverwerking (AVG) die in mei 2018 ingaat. Daarin wordt in ieder geval geëist dat je moet kunnen verantwoorden waarvoor je gegevens gebruikt en dat je ze niet mag gebruiken voor andere doelen dan waarvoor iemand ze heeft gegeven. Bovendien staan er daadwerkelijk boetes op het overtreden hiervan.
Het akelige is dat dit bij lange na niet genoeg is. Het fundamentele probleem is dat door de techniek het oude spreekwoord “kennis is macht” op een gruwelijke manier waarheid is geworden. De grote Tech-bedrijven beschikken over zoveel informatie van ons dat ze in feite naast de traditionele wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht een vierde machtsfactor zijn gaan vormen. Deze macht zou niet zomaar alleen moeten berusten bij enkele bedrijven en zeker niet bij de alleen bij eigenaars daarvan zoals Zuckerberg. Ook al zouden ze geen kwaad in de zin hebben, hun macht is – net als die van de Zonnekoning ooit – domweg te groot.
Ook hier zijn in theorie wel oplossingen voor te bedenken. De eerste oplossing is: scheiding der machten. Niet toestaan dat één bedrijf alle social media accounts van de hele wereld heeft. Niet toestaan dat één bedrijf èn mailaccounts èn alle zoekgegevens, èn onze locatiegegevens en ook nog eens onze foto’s en bestanden mag hebben. Evgeny Morozov stelde een andere oplossing voor: de bedrijven laten betalen voor de toegang tot onze gegevens. De waarde van de gegevens zit in de hoeveelheid en de combinatiemogelijkheden ervan. Die waarde is iets wat we niet als individu maar gemeenschappelijk bezitten.
Het derde probleem met de grote internetbedrijven is dat ze de oorspronkelijk publieke nutsvoorziening die internet ooit was, hebben geprivatiseerd. Zonder dat we daar ooit een stem in hebben gehad. De technische infrastructuur van “het internet” is ooit begonnen als netwerk tussen wetenschappers van universiteiten. Het werd uitgevonden door universiteiten, het werd – en wordt grotendeels bekostigd door universiteiten. Grote innovaties zoals de uitvinding van hyperlinks (html) kwamen en komen uit de publieke sector. Gegevens kunnen uitwisselen en informatie kunnen zoeken via internet is zo belangrijk geworden dat je het kan vergelijken met de oude nutsvoorzieningen zoals water, gas en licht. In het neoliberalisme zijn de nutsvoorzieningen deels geprivatiseerd, maar ze zijn nog altijd onder strak gereguleerd en onder controle van de overheid. Met internet ontbreekt dat. Als Google morgen geld gaat vragen voor zijn zoekdiensten, hebben we dan een goed alternatief? Zouden we niet op zijn minst moeten zorgen dat de patenten die Google heeft op de zoekalgoritmes openbaar worden? Er heeft toch ook niemand meer patent op de techniek van de riolering?
Ook hier is de remedie: regulering. Erken dat het internet geen speelplaats meer is, maar een basisvoorziening die onder publieke controle zou moeten komen.
Het lastige van deze drie problemen met de grote internetbedrijven is dat de bedrijven eigenlijk al te groot zijn om nationaal nog aan te kunnen pakken. Het vergt nu internationale samenwerking, op zijn minst zoals in EU-verband. Maar het allermoeilijkste is dat er een cultuurverandering nodig is. We zijn nog steeds niet los van de vrijheid-blijheid van de jaren ’90. We hebben nog steeds het idee dat internet uit de lucht komt. We kunnen onszelf er zo langzamerhand beter aan wennen dat het beter is om voor iets te betalen waarvan je weet wat je krijgt, dan dat je niet weet wat je weggeeft. Je betaalt hoe dan ook. Kabels groeien niet vanzelf in de grond en internetservers draaien niet op water.
Hieronder nog wat tips (afgezien van stoppen met Facebook zoals Arjen Lubach aanraadde)
- Zorg dat je niet klakkeloos alles deelt. Zet je privacysettings aan en je locatiegegevens uit.
- Spreid je diensten. Neem niet alles af van Apple of Google – omdat dat het makkelijkste is.
- Stap over naar de diensten van kleinere spelers, zoals de zoekmachine DuckDuckGo of de chatapplicatie Signal
- Neem een betaalde mailbox die je privacy garandeert, in plaats van een gratis webmail waarvan je niet weet wat er met je privé mails gebeurt.
Goed stuk, Gijsbert,
Wat misschien ook meespeelt is dat monopolievorming bijna vanzelf gaat door de aard van het internet: hoe groter de webwinkel, hoe makkelijker het wordt om daar dan maar alles te bestellen. Zowel Amazon als Bol bijvoorbeeld zijn klein begonnen, maar het sneeuwbaleffect maakt dat er heel snel nog maar een of enkele spelers overblijven. Kleine winkels verdwijnen of worden gedwongen om hun spullen (tegen betaling van bemiddelingskosten) via de grote spelers aan de man te brengen.
Dit geldt ook voor de social media: niemand wil een Facebook waar principieel maar 20% van je contacten te vinden zijn… Ik las dat als iedereen die FB gebruikt 5 euro in de maand zou betalen, FB net zoveel omzet zou kunnen draaien / winst behalen als nu, zonder de data te hoeven exploiteren, zonder te adverteren.
Goed punt! Ik zit daar nu een beetje op te broeden. Hoe kun je wereldwijde sociale netwerken hebben zonder dat alle data op één hoop belandt? Is dat het “iets” complexere grotere broertje van het elektronisch patiëntendossier? Of kan het simpeler?
Helemaal mee eens. Goed besluit van je betoog: “je betaalt hoe dan ook. Kabels groeien niet vanzelf in de grond en internetservers draaien niet op water”.
Ik ga om te beginnen de tips van Lubach maar eens opvolgen.
Echt? Stoppen met Facebook?
Stoppen met Facebook kost me geen enkele moeite, aangezien ik er nooit mee begonnen ben. Google niet meer gebruiken is nog wel even wennen…