Aanvaarden wat je niet kan veranderen

“… geef me de kalmte om de dingen te aanvaarden waaraan ik niets kan veranderen, de moed om de dingen te veranderen die ik kan veranderen en de wijsheid om het verschil te zien tussen beide …”

Dit is afkomstig van Reinhold Niebuhr. Het is ook wel bekend als de “serenity prayer”, en wordt onder andere gebruikt in bijeenkomsten van de Alcoholic Anonymics. De gedachte die er in uitgedrukt wordt is al in de klassieke oudheid geformuleerd door de stoïcijn Epictetus. In zijn woorden:

“De wereld is in twee categorieën te verdelen: wat wel in onze macht ligt en wat niet in onze macht ligt.”

Volgens de oude Romein moeten we ons alleen bezig houden met wat onze macht ligt: “onze overtuigingen, impulsen, ons streven en ons vermijden”, de rest moeten we aanvaarden. Wat we als mensen wel en niet kunnen veranderen is in de loop der jaren nogal gewijzigd: denk bijvoorbeeld aan de invloed van medicijnen op onze lichaam en onze geest, maar de grondgedachte blijft hetzelfde.

Niebuhr is in de Verenigde Staten veel bekender dan in Europa. Hij schijnt de favoriete filosoof te zijn van Barack Obama. Niebuhr’s bekendste boek is “Moral man and immoral society” uit de jaren ’30. In dit werk stelt hij de vraag of het genoeg is dat mensen individueel allemaal zo moreel verantwoord als mogelijk leven. Is dat voldoende om de samenleving rechtvaardiger te maken? Zoals de titel van zijn werk doet vermoeden is zijn antwoord ‘nee’. Hij stelt – in de traditie van het marxisme – dat sociaal conflict onvermijdelijk is om een rechtvaardiger samenleving te realiseren. Sterker nog: Niebuhr stelt dat er geen enkele maatschappelijke onrechtvaardigheid opgelost kan worden zonder sociaal conflict en eventueel geweld. Zijn argumentatie lijkt historisch gezien correct. De rijken en machtigen der aarde waren zelden geneigd om hun privileges op te geven. Het verwerven van gelijke burgerrechten voor iedereen heeft eeuwen geduurd. Niebuhr pleit voor een onderscheid tussen de moraliteit op individueel en maatschappelijk niveau. Als uiterste consequentie heeft het dat gebruik van middelen die je als individu moreel zou verwerpen (initiëren van geweld) op maatschappelijk niveau zijn toegestaan. De grote vraag is natuurlijk: wie bepaalt wanneer het doel de middelen rechtvaardigt? Extremistische groepen zoals de Rote Armee Faction, Al Qaida en het Dierenbevrijdingsfront zijn zo overtuigd van hun zaak dat ze menen geweld te mogen en zelfs te moeten gebruiken. Wie bepaalt dat hun zaak minder rechtvaardig is dan de strijd tegen de adel in de Franse revolutie? Kan er – behalve de geschiedenis – een scheidsrechter zijn die een definitief en bindend oordeel kan vellen?

Ik denk dat Niebuhr terecht vaststelt dat sociale conflicten onvermijdelijk zijn om een rechtvaardiger samenleving te bereiken en dat daarbij geweld soms onontkoombaar is. Maar juist het ontbreken van absolute waarden dwingt tot het maken van morele afwegingen. Afwegingen die je in ieder afzonderlijk geval weer opnieuw moet maken – als groep en ook altijd als individu.

Het interessantste aan Niebuhr is misschien dat hij de vinger op de zere plek legt van het moderne morele ongemak.

“[the tendencies of an industrial era] … aggravate the injustices from which men have perennialy suffered; and they tend to unite the whole of humanity in a system of economic interdependence. They make us more conscious of the relations of human communities to each other, than of the relations of individuals within their communities. They obsess us therefore with the brutal aspects of man’s collective behavior. They, furthermore, cumulate the evil consequences of these brutalities so rapidly that we feel under a tremendous urgency to solve our social problem before it is too late.”1

Ik vind het een troostende gedachte om te beseffen dat de urgentie van de sociale problemen misschien gegroeid is, maar dat onze mogelijkheden als individu nog altijd beperkt zijn. Net als Epictetus moeten we nog altijd  ieder voor onszelf bepalen wat we kunnen veranderen en wat we moeten aanvaarden. En net als in de klassieke oudheid is het lastigste om het verschil tussen beide te zien.

 

  1. “[de tendensen van een industrieel tijdperk] … verergeren de onrechtvaardigheden waaraan de mensheid altijd al geleden heeft, en zij neigen ernaar de hele mensheid te verenigen in een systeem van economische onderlinge afhankelijkheid. Zij maken ons meer bewust van de relaties van menselijke gemeenschappen tot elkaar, dan van de relaties van individuen binnen hun gemeenschappen. Ze confronteren ons daarom met de wrede aspecten van het collectieve gedrag van de mens. Ze verergeren  bovendien de kwade gevolgen van deze wreedheid zodanig dat we een enorme urgentie voelen om onze sociale problemen op te lossen voordat het te laat is.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *