Zarathoestra lezen (III)

Om te weten of wij Zarathoestra kunnen volgen of dat wij net zulke ezels zijn als de hogere mensen (zie blog II) wil ik een stapje terug doen en kijken naar de relatie tussen Zarathoestra, Nietzsche en ons.

Nietzsche raadt voor zijn eigen teksten aan ze langzaam te lezen en zelfs te herkauwen. Een andere term die Nietzsche vaak gebruikt is “einverleibung”. Kennis moet opgenomen worden, en geïncorporeerd. In de Nachlass zegt hij dat het gaat om:

"Die Einverleibung der Grundirrthümer [fundamentele fouten]. 2. Die Einverleibung der Leidenschaften [hartstochten]. 3. Die Einverleibung des Wissens und des verzichtenden Wissens [het opnemen van kennis en het afstand doen van kennis]”. 1

Hoe heeft Nietzsche zelf Zarathoestra “einverleibt”?

Er is een droom van Nietzsche waarin heel letterlijk het beeld van incorporatie wordt uitgebeeld. Het is overgeleverd via Franz Overbeck – een van Nietzsche’s beste vrienden – en het stamt vermoedelijk uit 1877, ruim vijf jaar voor Zarathoestra. Dit was in zijn Baselse periode toen zijn zus en vrienden nog erg hun best deden om Nietzsche aan een vrouw te koppelen.

"Einmal erzählte er seiner Tischdame: ‘Mir hat kürzlich geträumt, meine Hand, die vor mir auf dem Tische lag, bekam plötzlich eine gläserne, durchsichtige Haut; ich sah deutlich in ihr Gebein [botten], in ihr Gewebe [weefsel], in ihr Muskelspiel [spieren] hinein. Mit einem Mal sah ich eine dicke Kröte [een pad] auf meiner Hand sitzen und verspürte zugleich den unwiderstehlichen Zwang, das Tier zu verschlucken. Ich überwand meinen entsetzlichen Widerwillen und würgte sie herunter. Die junge Frau lachte. „Und darüber lachen Sie?“ fragte Nietzsche mit furchtbarem Ernste und hielt seine tiefen Augen halb fragend, halb traurig auf seine Nachbarin gerichtet”2.

Ik heb dit voor het eerst gelezen toen ik een jaar of twintig was en het is me altijd bijgebleven. Voor mij zegt deze droom alles over Nietzsche: zijn ongelooflijke genialiteit, maar ook de ontstellende tragiek van zijn leven. Voor mij is zijn doorzichtige hand een perfect beeld voor de zuiverheid van zijn geest en het fenomenale psychologisch inzicht van Nietzsche waarmee hij de motieven van zichzelf en de maatschappij tot op het bot kon ontleden. De pad is een verbeelding van het verstorende en het slechte dat in zijn tijd boven water kwam. De grootsheid van Nietzsche is dat hij het niet wegduwt, maar ondanks zijn afschuw probeert te ‘verwerken’. De tragiek zit bij de jonge vrouw: Nietzsche vertelt met de droom iets heel wezenlijks over zichzelf, maar zij begrijpt er helemaal niets van. Een voorproefje van het onbegrip dat Nietzsche tijdens zijn leven en nog lang daarna zou ontmoeten.

Veel concepten die in Zarathoestra voorkomen heeft Nietzsche later verder uitgewerkt, maar je kan niet zeggen dat Zarathoestra Nietzsche’s manier van leven heeft veranderd: hij bleef de eenzame zwerver die van pension naar pension trok met een koffer met kleren en een koffer met aantekeningen. Zijn voornaamste bezigheden – als hij niet geveld was door migraine – waren denken, schrijven en wandelen. Je zou hem als mens achteraf toewensen dat hij wat aardser was geworden (zoals zijn zuster en Zarathoestra bepleitten): dat hij zich wat meer gesetteld had: met vrouw en kinderen misschien, of in ieder geval met vrienden wat meer muziek en plezier gemaakt had. Het lijkt erop dat Nietzsche zelf de boodschap van Zarathoestra niet in zijn leven integreren kon. Er is een beeld in Zarathoestra dat direct aansluit op de droom van de pad en laat zien dat de einverleibung van de ideeën uit de Zarathoestra misschien een onmogelijke opgave was.

"En voorwaar, wat ik toen zag, zoiets had ik nog nooit gezien. Een jonge herder zag ik, kronkelend, kokhalzend, stuiptrekkend, met een verwrongen gezicht, en uit zijn mond hing een zwarte zware slang. Zag ik ooit zoveel walging en bleek afgrijzen op één gezicht? Hij had misschien liggen slapen? Toen was er een slang in zijn mond gekropen - die had zich vastgebeten. 3

In de Nietzsche-week legde Paul van Tongeren desgevraagd uit wat volgens hem de betekenis is van de zwarte slang. Hij noemde het ‘Der Geist der Schwere’. Het is ook de titel van een hoofdstuk in de Zarathoestra: “Over de geest van de zwaarte”. Het verwijst naar alles wat de mens weerhoudt om ‘de mens’ te overwinnen en met Zarathoestra richting Übermensch te gaan. De geest van de zwaarte maakt dat de mens “teveel vreemds op zijn schouders meezeult”, “teveel vreemde zware woorden en waarden” en ook “veel eigens is een zware last”. “Veel inwendigs van de mens lijkt op een oester, namelijk weerzinwekkend en glibberig en moeilijk vast te pakken.”4

Waar het Nietzsche in de droom nog wel lukte om de pad “hinunter zu würgen”, lukt dat de herder bij de slang niet.

"Toen schreeuwde ik: 'Bijten! Bijten! Zijn kop eraf! Bijten!"- zo schreeuwde ik [Zarathoestra], al mijn afgrijzen, mijn haat, mijn walging, mijn medelijden, al mijn goed en slecht kwam uit mij met één grote schreeuw. .... [En] de herder beet zoals mijn schreeuw hem had aangeraden; hij beet met grote kracht! Ver weg spuwde hij de kop van de slang -: en toen sprong hij op. - Geen herder meer, geen mens meer, - hij was totaal veranderd, hij werd omstraald, en hij lachte! Geen mens op aarde heeft ooit zo gelachen als hij lachte."

Merkwaardig is dat dit visioen eerst wordt gepresenteerd als een raadsel, maar later in de tekst van deel 4 zegt Zarathoestra tegen zijn dieren:

"... jullie weten toch ... hoe dat monster in mijn mond kroop en mij deed stikken! Maar ik beet zijn kop eraf en spuwde hem weg"5

Dus nu blijkt het opeens geen visioen te zijn maar iets wat Zarathoestra zelf is overkomen. Dit is volgens mij kenmerkend voor de relatie tussen de schrijver Nietzsche en de beelden uit de Zarathoestra. Hij schuift ze heen en weer als een hete aardappel en het is hem zelf allesbehalve duidelijk wat hij ermee moet, buiten zijn vingers branden. Net als de herder in het visioen heeft hij bij het vastleggen ervan in de Zarathoestra eigenlijk alleen de kop eraf kunnen bijten. Je zou willen dat hij zichzelf en ons beter had kunnen helpen met het verteren ervan.

In een volgende blog een poging tot duiding vanuit feministisch perspectief.

+++++++++++++++++++++++

  1. Bron: NF-1881,11[141] — Nachgelassene Fragmente Frühjahr–Herbst 1881.
  2. Nietzsche Kommentar, Bd 14, p. 594
  3. Over het visioen en het raadsel, p. 162
  4. Alle citaten uit “Over de geest van de zwaarte”
  5. De herstellende, p. 221

2 antwoorden op “Zarathoestra lezen (III)”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *