Ik kijk de laatste tijd regelmatig naar de website Thispersondoesnotexist.com. Er worden foto’s getoond van mensen die niet bestaan. Ik vind het heel fascinerend. En een perfecte illustratie van Husserl’s fenomenologie: dat de dingen aan ons verschijnen, betekent nog niet dat ze ook bestaan.
De foto’s van deze website worden gegenereerd door een computeralgoritme. Het is gebaseerd op gezichtsherkenning software en het werkt verbijsterend goed. Bij de meeste foto’s heb ik geen enkele twijfel dat het bestaande mensen zouden kunnen zijn. Sterker nog: het is bij de meeste foto’s bijna niet te geloven dat het geen echte personen zijn. Het gaat maar een enkele keer mis. Als er iets fout gaat dan is er meestal iets raars in de periferie van het gezicht, met het haar of de bril of de achtergrond. Dat er af en toe foutjes in zitten is bijna een soort geruststelling. Het lijkt bewijs dat de foto’s inderdaad door de computer zijn gegenereerd en niet door een slimme computerprogrammeur overal en nergens vandaan gehaald en een beetje bewerkt. En het is geruststellend dat de techniek nog niet perfect is. Het genereren van totaal levensechte foto’s lijkt maar een stap weg van het genereren van levensechte hoofden en robots.
Afgezien van de ongelooflijk knappe techniek fascineren de gezichten van de niet bestaande personen me ook nog op andere manier. Ik zit er al een tijdlang op te broeden wat dat is. Het heeft misschien te maken te hebben met het aloude filosofische onderscheid tussen essentie en existentie. Het onderscheid is afkomstig van Plato. Hij maakt met zijn beroemde allegorie van de grot duidelijk dat de vorm waarin iets aan ons verschijnt in de ervaring (het particulare) kan verschillen van de essentie, het universale. Sinds Plato worstelen filosofen met het probleem hoe wij iets kunnen zeggen over hoe de dingen “echt” zijn. Kant introduceerde hiervoor bijvoorbeeld de term het “Ding an Sich”. Latere filosofen wijzen er terecht op dat het onderscheid tussen ervaring en het “Ding an Sich” niet te bewijzen is.
De filosoof Edmund Husserl zet een nieuwe stap. Hij schort namelijk het oordeel over de existentie op. Dat iets aan ons verschijnt wil nog niet per se zeggen dat het bestaat. De dingen die zich aan ons voordoen als fenomeen moeten we volgens Husserl onderzoeken op hun essentie. Hij introduceert hiervoor een eigen methode: de fenomenologie. De methode van Husserl verandert nogal in de loop van zijn carrière maar de kern blijft de zogenaamde “wezensschau”. Dit is geen vage mystieke intuïtie maar een strenge methode die onder strikte voorwaarden wordt uitgevoerd en herhaalbaar is.
Is er nu à la Husserl iets te zeggen over de essentie van personen? Mogelijk heeft Husserl daar zelf over geschreven zonder dat dat al bekend is. 1 Het interessante aan de foto’s van thispersondoesnotexist.com is dat je bijna op een presenteerblaadje de abstracte essentie van een persoon aangereikt krijgt. (Zou Husserl er blij mee zijn geweest?) Volgens mij zijn er een paar kenmerkende eigenschappen te ontdekken.
Het eerste is: je ziet onwillekeurig een ander: een medemens. Als het foto’s van andere lichaamsdelen dan het gezicht waren geweest zouden we veel meer moeite hebben om te zien of het bijvoorbeeld een pop was of een foto van een andere soort mensachtige.
Het tweede is: je ziet iemand die leeft of althans die leefde ten tijde dat de foto werd gemaakt. Bij een foto van een voet zou je dat heel lastig kunnen zien
Het derde is: de persoon op de foto’s is zich bewust van de camera en geeft zichzelf een bepaalde pose. De meesten kijken “in de camera” en houden hun hoofd op een bepaalde manier. Natuurlijk komt dit door de manier waarop de software werkt.
Tot nog toe weinig spectaculairs: dit soort aspecten vind je ook bij de definitie van het woord persoon in de Dikke van Dalen, maar er is nog een vierde aspect en dat is denk ik ook het aspect wat mij fascineert: je krijgt door de foto onwillekeurig een idee van hoe je je zou verhouden tot die ander. Als het bijvoorbeeld foto’s van handen waren geweest dan had je ook een idee gekregen van de leeftijd van de persoon, en het geslacht en misschien zelfs misschien van een bepaald karakter, bijvoorbeeld bij hele grove stevige handen of meer magere en knokige. Maar op basis van die handen zou je niet een gevoel krijgen of je die persoon aardig zou vinden of dat je raakvlakken ermee zou hebben. Met gezichten heb ik dat onwillekeurig wel. Als voorbeeld twee gezichten:
De man is ongeveer van mijn leeftijd, maar ik heb het idee dat ik niet veel gemeenschappelijk met hem heb. Hij heeft voor mij een nogal formele uitstraling. Hij lijkt een pak en stropdas te dragen en misschien te spreken in microfoon2. Ik zou denken dat hij een “official” is uit regeringskringen of het zakenleven in een zuid-Europees of Amerikaans land. Ik kan me moeilijk voorstellen dat ik hem ergens tegen kom, behalve in een hotel op een conferentie en dan zou ik niet gauw een biertje met hem drinken.
De vrouw is aantrekkelijk. Ze is jonger, maar ook weer niet zo jong dat ze totaal buiten “mijn categorie” valt. Ze heeft een westerse Europese uitstraling en ze heeft bovendien iets geestigs en artistieks. Althans zo komt het op mij over. (Misschien ook door de muts.) Bij haar kan ik me wel voorstellen dat ik haar ergens tegen kom, bijvoorbeeld in een café of bij een tentoonstelling en zou ik me heel goed kunnen voorstellen dat ik met haar in gesprek zou raken.
Deze man en vrouw naast elkaar zetten is natuurlijk een beetje appels met peren vergelijken, maar het is denk ik wel hetzelfde als onze houding ten opzichte van personen in de “echte wereld”. Natuurlijk maakt geslacht, leeftijd, aantrekkelijkheid uit. En het staat altijd ook in verhouding tot onszelf. Dat hoort kennelijk tot de wezenlijke van personen.
Als je à la Husserl de essentie van een persoon nu zou samenvatten zou je zeggen: een soortgenoot die leeft (of geleefd heeft) en waar we ons op een bepaalde manier toe verhouden.
- Husserl heeft zijn leven lang gewerkt aan het fenomenologisch onderzoek en hij heeft duizenden pagina’s manuscript achtergelaten. In de Tweede Wereldoorlog is de nalatenschap van Husserl op spectaculaire manier gered door een Belgische pater. Lees: De pater en de filosoof van Toon Horsten. Het Husserl-archief in Leuven is tot op de dag van vandaag bezig met het transcriberen en uitgeven van het nog niet gepubliceerde werk.
- Hier zie je overigens dat de gegenereerde foto niet helemaal goed is. Er is een stukje uit de kin van de man
God schiep de mens naar zijn beeld. De mens is al behoorlijk op weg goddelijk te worden, met dezelfde puinhoop als gevolg als die van het originele concept.