Mei eindelijk

Basile Maree - Vrouwen aan zee
Beeld: Basile Maree

Nu het op het eind van mei toch nog meiachtig wordt, wat aandacht voor Neerlands fraaist zingende voorjaarsvogel.

“Een nieuwe lente en een nieuw geluid”, wordt veel geciteerd, maar ik vraag me af hoeveel mensen weten dat het van Gorter is en hoeveel mensen het prachtige vervolg kennen.

Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de watergracht ...

Hierna volgen nog 150 pagina’s. Ik zal ze niet allemaal citeren. Behalve de Mei heeft Gorter nog veel meer geschreven. Een groot deel is geëngageerde socialistische poëzie. Niet slecht, maar het mooiste zijn toch de gedichten uit zijn sensitieve periode. Heel licht en speels, en bolstaand van de eigengemaakte bijvoeglijke naamwoorden.

Aldoor dat metalen ruischen van de metalen stralende zee
en het woestlichte gebots, het wreede golfwêe,
het flitsige, bijtige, fijnstralend oneindige,
het zoowijdspreidige vloedomheinige,
en toch dat volle natte blauwe aangerol
het sprenkelschuime diep watervol,

Een geweldige, complete beschrijving van de sensatie hoe het is om aan zee te zijn: het overdadige licht; het geluid van de golven; het gevoel van de wind en het zand op je huid, en het dubbele besef van heerlijke weidsheid en tegelijk onverschilligheid en gevaar. Op het einde van het gedicht verschijnen er ook nog mensen, dames om precies te zijn. En dan is het feest natuurlijk helemaal compleet.

... 't oogfijne ooglavende waterdagen,
daar boven het vlakke luchtvlagen -
gaande daar dames, wange' als bloeme, dicht voor heen,
parasolzilverige, handekenshange, juweelige in ogenschijn.

Nee, Plato, nee

Beeld: Basile Marée

“No, Plato, no” is een van de leukste gedichttitels die ik ken. Het is van W.H. Auden. Auden is vooral bekend van nr IX van de Twelve Songs. Dat zal je vermoedelijk niks zeggen, maar je kent het ongetwijfeld. Het wordt veel gebruikt op crematies en begrafenissen en als je daarvan verstoken bent gebleven, dan ken je het vast uit de film Four weddings and a funeral.

Stop all the clocks, cut off the telephone
...
Bring out the coffin, let the mourners come

[...]

He was my North, my South, my East, my West,
My working week and my Sunday rest,
My noon, my midnight, my talk, my song;
I thought that love would last for ever: I was wrong

Prachtig, maar daar wou ik het niet over hebben. “Nee, Plato, nee” is een ultrakort, schitterend en ook nog eens bijzonder geestig pleit tegen Plato’s ideeënleer. Ik vrees wel dat het enige filosofische kennis vergt om het te kunnen waarderen, maar ik zal een poging doen om die – ongetwijfeld aanwezige – kennis een beetje op te frissen.

Plato maakt een onderscheid tussen hoe de dingen aan ons verschijnen en hoe ze werkelijk zijn. In het beroemde verhaal van de grot vergelijkt hij mensen met gevangenen die alleen een schaduw waarnemen van de werkelijkheid. De essentie van de werkelijkheid zijn de Ideeën. En de wil van de mens (en vooral de filosoof als liefhebber van de wijsheid) moet gericht zijn op deze ideeënwereld. Auden denkt daar anders over:

I can't imagine anything
that I would less like to be
than a disincarnate Spirit,
unable to chew or sip
or make contact with surfaces
or breathe the scents of summer
or gaze at what lies beyond.
No, God has placed me exactly
where I'd chosen to be:
the sub-lunar world is such fun,
where man is male or female
and gives Proper Names to all things.

De proper names zijn een gemene sneer naar Plato. Plato is juist niet op zoek naar de afzonderlijke individuele dingen, maar naar de essentie. Niet de verschillende paarden, maar de paardheid van de paarden. Zo werd het ons echt uitgelegd in de filosofieschoolbanken. Het vervolg van het gedicht vind ik in al zijn absurdheid erg grappig.

I can, however, conceive
that the organs Nature gave Me,
my ductless glands, for instance
...
dream of another existence

Hier zien we de opstand der “dingen”: de organen, in het bijzonder de endocriene klieren (het zijn altijd dezelfden). Zij blijken wel degelijk aanhangers van Plato en streven naar een ander – en vooral beter – leven.

 I can, however, conceive
that the organs Nature gave Me,
my ductless glands, for instance,
slaving twenty-four hours a day
with no show of resentment
to gratify Me, their Master,
and keep Me in decent shape,
(not that I give them their orders,
I wouldn't know what to yell),
dream of another existence
than that they have known so far:
yes, it well could be that my Flesh
is praying for 'Him' to die,
so setting Her free to become
irresponsible Matter.

Maar die vervelende klieren streven niet naar het Geestelijke en Goede, zoals het hoort, maar naar een onverantwoordelijk en grofstoffelijk bestaan.

Au, Auden, au.

PS: Er is een mooie tweetalige uitgave van Auden. Nee, Plato, nee vertaald door Benno Barnard, Huub Beurskens en Wiel Kusters

Femme fatale

Femme fatale - afbeelding Basile Maree
Beeld: Basile Maree

Grootse en gruwelijk aflopende liefdesgeschiedenissen waren de stiel van Anna Achmatova. Ook in haar persoonlijk leven was ze een hartenbreker van formaat. Zo presteerde ze het om op haar huwelijksreis al een affaire te starten. Met de dan nog onbekende Modigliani. (Oog voor talent had ze wel.)

Witbleek onder haar donkere voile,
Handenwringend. 'Je voelt je beroerd?'
'Wil je weten waarom? Met mijn schrale
Droefheid heb ik hem dronken gevoerd.'

Hij liep wankelend weg, zijn ellende
Liet een litteken op zijn gelaat.
Zonder hand aan de trapleuning rende
Ik hem blind achterna tot op straat.

En ik hijgde: 'Het was maar een grapje
Wat ik zei, ik ga dood zonder jou!'
Maar hij glimlachte ijzig - 'Ik snap je,'
Zei hij kalm, 'pas maar op, je vat kou.'

Dit gedicht schreef ze in 1911 toen ze tweeëntwintig was. Ze werd al gauw zo beroemd dat haar liefdesleven besproken werd in de roddelpers. Dichters hadden in het Rusland van toen een heel andere status dan bij ons. In 1918 hertrouwde en schreef over die relatie het gedicht:

Ik jou gehoorzamen? Doe niet zo zot!

Een feministe avant la lettre. Na de communistische revolutie kon ze amper meer publiceren en onder Stalin werd ze zelfs tot volksvijand nummer 1 verklaard. Veel van haar vrienden verdwenen naar Siberië, maar zij overleefde en kreeg na de dood van Stalin een huisje in de schrijverskolonie Komarovo, net buiten Petersburg. Daar stierf ze in 1966.

Laatste toast

Op mijn bestaan vol nijd en spijt,
Ons huis in stof en as
Ons samenzijn in eenzaamheid,
Op jou hef ik het glas,
En op die ogen, kil en dof
Die mond, die mij verried,
En op de wereld, wreed en grof,
Op God, die ons verliet
Portret van Achmatova door Modigliani

Bron gedichten: Maar mijn liefde voor jou maakt me machteloos / Anna Achmatova – Gekozen en vertaald door Hans Boland