Niemandsgedicht

ik ben de nacht, het zwart
dat je niet ziet, het oogwit 
bezwerend. ik ben het kwaad
de niet te delgen schuld
de dood die mij verlangt

ik heb geen stem, geen adem ook
mijn spreken is een zwijgen, de lucht 
in mijn longen leegte. ik ben eenzaam
de verdwaalde dode in een land 
waar men alleen leven mag

ik ben de onmacht die heerst
een blindganger onder het bed
soms wil ik iets zeggen, maar
dan is het mij vergeten en
laat mij staan als een doods hoofd 
zonder mond maar vol met tanden